dendriet
- den·driet
- In de betekenis van ‘minerale afzetting in de vorm van boom in gelaagd gesteente’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1734 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dendriet | dendrieten |
verkleinwoord |
de dendriet m
- (neurologie) uitloper van (het cellichaam van) een zenuwcel
- Als de neurotransmitters een dendriet van de volgende cel bereikt hebben, binden ze aan receptoren die zich op de dendriet bevinden.
- vertakkingen op een ijskristal
- Langs barsten drongen oplossingen van zwarte mangaanoxides of bruine ijzeroxides in de steen en vormden daar dendrieten.
1.
- Het woord dendriet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dendriet" herkend door:
43 % | van de Nederlanders; |
44 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "dendriet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be