Nederlands

 
delicatessenzaak
Uitspraak
Woordafbreking
  • de·li·ca·tes·sen·zaak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord delicatessenzaak delicatessenzaken
verkleinwoord delicatessenzaakje delicatessenzaakjes

Zelfstandig naamwoord

de delicatessenzaakv / m

  1. (economie) (voeding) winkel waar men luxe, fijne, exclusieve etenswaren verkoopt
     Op de tweede en derde plek eindigden respectievelijk traiteur Caulilis in Amsterdam en interieurwinkel Inenom in Zoetermeer. Vorig jaar werd delicatessenzaak Ariola in Groningen verkozen tot leukste winkel van Nederland.[1]
     Ook Roger Hekelaar, eigenaar van een delicatessenzaak, beaamt dat het veel moeite kostte om zijn zaak te verduurzamen. Het familiebedrijf verkoopt onder meer noten en gedroogde vruchten. Vier keer per week staan zij met een kraam op de markt. "Ik moest alles zelf uitzoeken en merkte dat er erg weinig kennis bij de overheid is. Daar kregen we dus ook niet veel hulp."[2]
     Naast een aantal lokale ondernemers en de huisarts die nooit zijn weg gegaan, zitten er tegenwoordig onder andere een Lidl, een Jumbo, Kruidvat, maar liefst drie bakkers, een aantal fastfoodzaken en een delicatessenzaak.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Leukste winkelstraat in Amsterdam” (01-02-2012), NOS
  2.   Weblink bron “Ondernemers snakken naar meer informatie over verduurzamen” (09-01-2019), NOS
  3.   Weblink bron
    Anja Kruise
    “De lelijkste plek van Nederland is nu juist in trek: alle winkelpanden van het Enschedese winkelcentrum zijn verhuurd” (06-08-2021), Tubantia