de-woord
- Geluid: de-woord (hulp, bestand)
- IPA: / ˈdəwort / (2 lettergrepen)
Dit is een uitzondering; normaal valt in Nederlandse woorden de klemtoon nooit op een stomme e.
- de-woord
- samenstelling van de lw en woord zn , gespeld met een koppelteken volgens spellingregel 6.I onder (5)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | de-woord | de-woorden |
verkleinwoord | - | - |
het de-woord o
- (taalkunde) zelfstandige naamwoord waarvoor "de" als bepaald lidwoord wordt gebruikt en dat dus een mannelijk en/of vrouwelijk woordgeslacht heeft
- Opvallend is dat er slechts 2 voorbeelden waren waar idee als de-woord voorafgegaan was door een bijvoeglijk naamwoord: 'de liberale idee' en 'de Europese idee'. In alle andere gevallen was het 'het' + bijvoeglijk naamwoord + 'idee' (een politiek idee, een slecht idee...). [1]
- Ik ken het bacon al vrij lang en in de veeteelt en exportindustrieën is het heel gewoon, al wil ik graag aannemen dat bacon ‘bij slagers en huisvrouwen’ een dewoord is. [2]
- Het woord de-woord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Theissen, S."Vraag het maar. Het idee of de idee" in: Neerlandia/Nederlands van Nu. jrg. 107 nr. 2 (2003) Algemeen-Nederlands Verbond, Den Haag / Brussel; p. 46; geraadpleegd 2018-11-16
- ↑ Bezoen, H.L."Genus-aanduiding bij stofnamen." in: De Nieuwe Taalgids. jrg. 44 (1951) J.B. Wolters, Groningen / Batavia; p. 176; (oudste vindplaats, aaneengeschreven, op dbnl.org) geraadpleegd 2018-11-16