darter
  • dar·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord darter darters
verkleinwoord

de darterm

  1. (sport) iemand die de pijltjes werpt bij het darten
    • Michael van Gerwen Werd in 2014 de jongste wereldkampioen darts ooit. Na Phil Taylor is Van Gerwen de meeste succesvolle darter aller tijden. [1] 
    • De amateur-darter verwacht zo'n vier tot vijf dagen nodig te hebben om zijn missie te volbrengen. Dat vergt uiteraard de nodige voorbereiding: ,,Ik ben al dag en nacht aan het trainen, om te wennen aan dat ritme zonder slaap." Mogelijk verbreekt hij met zijn actie het huidige record van zo lang mogelijk achter elkaar darten, dat staat op naam van de Gelderse Roy Otten, die het 60 uur en 40 minuten volhield. [2] 
    • Drie Amsterdammers die worden verdacht van de overval op de Haagse woning van darter Raymond van Barneveld stonden vandaag voor het eerst voor de rechter tijdens een niet-inhoudelijke zitting. De mannen zeggen dat ze niet wisten dat ze in Van Barnevelds huis waren. Op weg naar Zoetermeer bedachten ze in een dronken bui: 'we gaan inbreken'. [3] 
    • Danny Noppert heeft het in de World Grand Prix moeten afleggen tegen Gerwyn Price. De darter verloor met 0-2 in sets. [4] 
94 % van de Nederlanders;
48 % van de Vlamingen.[5]