Nederlands

 
holgeknikte dakvoet
Uitspraak
Woordafbreking
  • dak·voet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dakvoet dakvoeten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dakvoetm

  1. het onderste, overstekende deel van een schuin dak
     Over het algemeen geldt dat een dakkapel een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw moet zijn. De nieuwe regels zijn met name opgesteld voor kapellen aan de voorzijde van huizen, aangezien deze normaal gesproken het meest in het zicht liggen. De hoogte van een dakkapel mag bijvoorbeeld maximaal 150 centimeter zijn en het moet minimaal 50 centimeter boven de dakvoet liggen. Hetzelfde geldt aan de bovenkant: 50 centimeter onder de daknok.[2]
     Voor de vaderlandse mussenstand heel belangrijk: Vogelaar krijgt morgen uit handen van de Vogelbescherming de eerste meter ”Vogelvide” mee. Bij de ontwikkeling van de vide -onder de onderste dakpan, twee jaar getest- is rekening gehouden met de bouwvoorschriften en het Bouwbesluit op het onderdeel afwerking van de dakvoet.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

46 % van de Nederlanders;
43 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Nieuwe richtlijnen voor bouw dakkapellen in Rijssen-Holten” (10-08-2017), Tubantia
  3.   Weblink bron
    Niek Sterk
    “Vogelvide moet de huismus gaan redden” (02-04-2008), Reformatorisch Dagblad
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be