• daar·over
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     over  
 persoonlijk     erover  
aanwijz.  nabij     hierover  
  veraf     daarover  
  vragend/betrekk.     waarover  

(scheidbaar)
daarover

  1. over dat, over die
    • Daarover werd niet gerept. 
    • Daar werd niet over gesproken. 
    • Toen hij de onvoldoendes zag op het rapport van zijn zoon verbaasde hij zich daarover. 
     'Irene, heb jij weleens gehoord van respect? Niet zozeer tegenover de kerk, ik weet hoe jij daarover denkt, maar naar papa en mama.[1]
     Lauren vertelde over haar vader, de relatie met haar broer en de perikelen rondom haar familiebedrijf, maar ik probeerde deze onderwerpen subtiel te vermijden, want ik wist dat ze daarover met mijn collega sprak.[2]
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]
  1. Marion Pauw e.a.
    “4 wandelaars en een Siciliaan” (2022), The House of Books, ISBN 9789044363340
  2. Ronald Giphart e.a.
    “Een familie en een Griekse god” (2023), The House of Books, ISBN 9789044366471
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be