• waar·over
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     over  
 persoonlijk     erover  
aanwijz.   nabij     hierover  
  veraf     daarover  
  vragend/betrekk.     waarover  

(scheidbaar)
waarover

  1. vragend over wat?, over welk?
    • Waarover heeft hij het eigenlijk? 
  2. betrekkelijk over wat, over hetwelk, dewelke
    • Dit is de renteverhoging waarover hij het alsmaar had. 
     Al mijn energie richtte zich op een bepaalde vraag waarover ik uren kon blijven nadenken om vervolgens een helder antwoord voor mezelf te formuleren.[1]
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be