water met brug erover
  • er·over

samenstelling van  er bw  en  over vz 

  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     over  
 persoonlijk     erover  
aanwijz.   nabij     hierover  
  veraf     daarover  
  vragend/betrekk.     waarover  

(scheidbaar)
erover

  1. boven dit (heen)
    • Toen ze bij het hek kwam is zij erover geklommen. 
    • Het dorp is in gevaar nu er steeds meer water over de dijk stroomt. 
  2. aangaande dit onderwerp
    • Hij schrijft erover in zijn boek. 
    • Hij schrijft er in zijn boek een heel hoofdstuk over. 
     Ik verbaasde me erover hoe een aantal jonge hikers buiten met de naderende storm omgingen. Ze maakten uitgebreid filmpjes en juichten bij elke donderslag terwijl ik juist dieper in mijn slaapzak kroop. Ik voelde me klein en uiterst kwetsbaar.[1]
  • erover gaan
het als verantwoordelijkheid hebben, bevoegd zijn
  • Zand erover!
Het is vergeven en vergeten.
  • de zweep erover halen
mensen met geweld en dwang aansporen tot grotere prestaties
96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be