erover
- er·over
samenstelling van er bw en over vz
vnw. bijw. | ||
---|---|---|
voorzetselbijwoord | over | |
persoonlijk | erover | |
aanwijz. | nabij | hierover |
veraf | daarover | |
vragend/betrekk. | waarover |
(scheidbaar)
erover
- boven dit (heen)
- Toen ze bij het hek kwam is zij erover geklommen.
- Het dorp is in gevaar nu er steeds meer water over de dijk stroomt.
- aangaande dit onderwerp
- Hij schrijft erover in zijn boek.
- Hij schrijft er in zijn boek een heel hoofdstuk over.
- ▸ Ik verbaasde me erover hoe een aantal jonge hikers buiten met de naderende storm omgingen. Ze maakten uitgebreid filmpjes en juichten bij elke donderslag terwijl ik juist dieper in mijn slaapzak kroop. Ik voelde me klein en uiterst kwetsbaar.[1]
- erover gaan
het als verantwoordelijkheid hebben, bevoegd zijn
- Zand erover!
Het is vergeven en vergeten.
- de zweep erover halen
mensen met geweld en dwang aansporen tot grotere prestaties
- Het woord erover staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "erover" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be