Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: dada', , dA, Da, DA, D.ª, d.Ä.
Naar frequentie 13067
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   då     dåen     dåer     dåene  
genitief   dås     dåens     dåers     dåenes  

  1. (plantkunde) Galeopsis  , hennepnetel


  • Bijwoord: Afkomstig van het Oudnoorse woord þá.
  • Voegwoord: Afkomstig van het Duitse woord da.

  1. destijds, indertijd, toen

  1. toen (tijdelijk)
    « brannvesenet kom fram var huset alt overtent.»
    Toen de brandweer aankwam, stond het huis al in lichterlaaie.
  2. aangezien, omdat (causaal)
    « eg er sjuk, kan eg ikkje kome.»
    Omdat ik ziek ben, kan ik niet komen.


  1. dan
  2. toen
  • [2]: då och då
af en toe
nu en dan
van tijd tot tijd

  1. toen
    «Just klockan ringde reste eleven sig.»
    Precies toen de bel ging stond de leerling op.
  2. aangezien