• cu·ra·tri·ce
enkelvoud meervoud
naamwoord curatrice curatrices
verkleinwoord curatricetje curatricetjes

de curatricev

  1. (juridisch) (beroep) vrouw die door de rechter is aangewezen om het beheer te voeren over de bezittingen van een natuurlijk persoon of van een rechtspersoon
     Voor de failliet met een persoonsgebonden onderneming is een faillissement een trieste aangelegenheid. Van de ene dag op de ander wordt je als een imbeciel behandeld. Je moet overal van afblijven. Een curator of curatrice met de levenservaring van een schaap regelt je zaken.[1]
  2. vrouwelijk lid van de raad van toezicht over een instelling
     Zij was mede-oprichtster van de Stichting Gaudeamus die dit jaar 25 jaar bestaat. Tot vorig jaar was ze curatrice van de stichting.[2]
  3. (beroep), (cultuur) vrouw die verantwoordelijk draagt voor het samenstellen van van een collectie of tentoonstelling
     De voorzitter is Mhr. H. Blauvelt, de curatrice van het Museum der Vereeniging is Mvr. F.A. Westervelt, aan wier trouwe en jarenlange zorgen het Museum zijn oorsprong en groei te danken heeft.[3]
66 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[4]
  1.   Weblink bron
    P. van Schilfgaarde
    “Inventief” (13 mei 1994) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron In haar woonplaats Bilthoven in: Nieuwsblad van het Noorden  , jrg. 83 nr. 62 (14 maart 1970), Nieuwenhuis, Groningen, p. 3 kol. 1
  3.   Weblink bron
    Louis P. de Boer
    Nederlanders in Amerika : Jaarfeest van The Bergen County Hist. Society. in: Neerlandia., jrg. 34 nr. 6 (juni 1930), W.D. Meinema, Delft, p. 95
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be