couscous
- cous·cous
- via Frans couscous of Arabisch كسكس (koeskoes) uit een Berbertaal als Riffijns seksu, Kabylisch seksu of Tamashek keskesu, in de betekenis van ‘deegwaar van kleine korrels’ aangetroffen vanaf 1681 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | couscous | - |
verkleinwoord |
- (voeding) Noord-Afrikaans gerecht met deegwaar van kleine korrels gemaakt van tarwe of gierst geserveerd met vlees of groente
- Een orthodox-joodse familie zat couscous te eten en te kletsen met hun Arabische buren. [4]
1.
- Het woord couscous staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "couscous" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "couscous" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ couscous op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie S. Chaker“Couscous : sur l’étymologie du mot” (2013)
- ↑ Sandes, DavidDe wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 113
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
couscous | couscouses |
couscous
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
couscous | le couscous |
couscous m