correspondentievriend

  • cor·res·pon·den·tie·vriend
enkelvoud meervoud
naamwoord correspondentievriend correspondentievrienden
verkleinwoord correspondentievriendje correspondentievriendjes

de correspondentievriendm

  1. een vriend waaraan men brieven schrijft
     Bilibin schreef dat zijn diplomatieke discrétion hem dwars zat en dat hij blij was dat hij in vorst Andrej een trouwe correspondentievriend had tegenover wie hij alle gal kon spuien die zich in hem had opgehoopt bij het zien van wat zich in het leger afspeelde.[1]
     In de jaren 70 –ik woonde intussen op kamers– was de post niet minder belangrijk. Niet alleen werd deze twee keer per dag bezorgd, maar ook nog eens op vaste tijden. In het studentenhuis beschikte ik over een eigen houten vakje voorzien van mijn naam. Daarin trof ik de brieven van thuis, de kaarten van mijn zus, post uit het Israëlische Kiryat Ono van mijn correspondentievriendin Tikva en uit Algerije van een correspondentievriend met een duistere oogopslag en de mysterieuze naam Noereddine Bey Othman. In beide gevallen ging het er vooral om mijn kennis van het Engels te verbeteren.[2]
  1. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  2.   Weblink bron
    Charlotte
    “Postbode” (17 september 2012), Reformatorisch Dagblad