Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pen·nen·vriend
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pennenvriend pennenvrienden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de pennenvriendm

  1. iemand waarop je gesteld bent, maar waarmee je alleen of hoofdzakelijk per brief contact hebt
     In 1928 maakte Du Perron kennis met Jan Slauerhoff, die hem meermaals ook in Gistoux heeft bezocht. (…) Verder kwamen dus - de een al meer dan de ander - Jan Greshoff, Jan van Nijlen, Maurice Roelants, Raymond Herreman, Hendrik Marsman, J.C. Bloem, C.J. Kelk, Menno ter Braak, Simon Vestdijk, Anthonie Donker en de in die tijd pennenvriend bij uitstek, Victor van Vriesland, naast de eerder genoemde Adriaan Roland Holst.[1]
     Ik zou graag de correspondentie voortzetten, maar de komende weken krijg ik bezoek, dat me ongetwijfeld van mijn pennenvrienden zal afhouden.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Stefan van den Bossche
    Een kasteel met zomers park : De resonantie van Gistoux in de Nederlandse literatuur in: Vlaanderen., 280 jrg. 49 nr. 2 (maart/april 2000), Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, Tielt, p. 91
  2.   Weblink bron
    Nelleke Noordervliet & Inge de Wilde
    ‘Het is al heel wat dat we elkaar kunnen schrijven’ : Een ‘briefwisseling’ tussen Belle van Zuylen en Aletta Jacobs. in: Biografie bulletin., jrg. 10 nr. 3 (2001), Werkgroep Biografie, Amsterdam, p. 221