• co·per·ni·caans
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen copernicaans copernicaanser copernicaanst
verbogen copernicaanse copernicaansere copernicaanste
partitief copernicaans copernicaansers -

copernicaans

  1. (astronomie) volgens de opvatting waarbij de planeten net als de aarde om de zon draaien (en niet met de zon om de aarde)
     De bewijsvoering van Galilei bij de verdediging van het copernicaans systeem was op zichzelf al een probleem voor vele jezuïeten van het Collegio Romano.[2]
  2. (figuurlijk) radicale veranderd (van breed gedeelde opvattingen)
     In de eeuw daarna kwamen territoriale staten op als Pruisen, Oostenrijk en Beieren. Dat zorgde, schrijft Smith, voor een ‘copernicaanse wending’ in het denken over Duitsland. Een belangrijk aspect van die ommekeer was het ontluikende patriottisme.[3]
  1. copernicaans op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Christiaan Sybesma
    “De werkelijkheid heeft mij niet nodig : Over mens, wetenschap en werkelijkheid” (2002), Acco, Leuven/Leusden, ISBN 9789033448768, p. 142
  3.   Weblink bron
    Bart Funnekotter
    “Hoe de Duitse natiestaat een nazistaat werd” (16 september 2021) op nrc.nl