concentratiestoornis

  • con·cen·tra·tie·stoor·nis
enkelvoud meervoud
naamwoord concentratiestoornis concentratiestoornissen
verkleinwoord

de concentratiestoornisv

  1. (medisch) (psychologie) het zich slecht kunnen richten op iets specifieks
     Want de gevolgen van langdurige ondervoeding kunnen groot zijn. Depressie, schizofrenie, concentratiestoornis, stress, suikerziekte, hart- en vaatziekten - de kans op zulke aandoeningen stijgt, legt Tessa Roseboom uit.[2]
     Ongeveer een op de vijf kampte nog met vermoeidheid, een op de tien met geheugenproblemen en 13 procent was kortademig en/of had last van concentratiestoornis.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Paulus Houthuijs
    “Wat honger met je doet: 'Een generatie in Jemen houdt hier last van'” (21-11-2018), NOS
  3.   Weblink bron
    ZA 10 JULI
    “'Jongeren lopen reëel risico op long covid, ook na milde infectie'” (ZA 10 JULI 2021), NOS