Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·bi·na·tie·klas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord combinatieklas combinatieklassen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de combinatieklasv

  1. (onderwijs) klas in het basisonderwijs waarin leerlingen van twee of meer groepen gezamenlijk onderwijs krijgen
     Wel Gabriels, leerkracht van een combinatieklas groep 6/7"In overvolle klassen eisen ouders van autistische, dyslectische, leerlingen met PDD-NOS, slechthorenden, slechtzienden, vluchtelingen, leerlingen onder jeugdzorg enz. voor 100 % voor hun eigen kind rendement. Ik vind dat de grootste aanslag op een gezond leerklimaat sinds tijden!"[1]
     Het was de tweede keer dit schooljaar dat Hans van Holland, directeur van basisschool De Bijenkorf in Wageningen, geen andere optie zag dan kinderen naar huis te laten gaan. Vandaag trof het de combinatieklas van groep 7/8. Het lukt met hangen en wurgen meestal wel om een vervangende leraar voor de klas te krijgen, zegt Van Holland. "Maar soms zit er niets anders op dan kinderen naar huis te sturen."[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Leraren over problemen in het onderwijs” (22-05-2010), NOS
  2.   Weblink bron “Hele schoolklas naar huis sturen 'is laatste optie, maar ook zelfbescherming'” (04-02-2019), NOS