cogliere
- IPA: /ˈkɔʎ.ʎe.re/
- co·glie·re
- Van het Latijnse colligere ("verzamelen").
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | onvoltooid deelwoord |
voltooid deelwoord |
cogliere |
cogliente |
colto |
tegenwoordige tijd |
verleden tijd |
toekomende tijd |
colgo |
coglievo |
coglierò |
volledig |
cogliere
- overgankelijk plukken, afplukken
- «Stamane ho colto due rose.»
- Ik heb vanochtend twee rozen geplukt.
- «Stamane ho colto due rose.»
- overgankelijk onderscheppen, betrappen
- «Ho colto la palla al balzo.»
- Ik heb de bal gevangen terwijl hij terugkaatste.
- «Sto aspettando il ladro. Lo coglierò sul fatto.»
- Ik wacht op de dief. Ik zal hem op heterdaad betrappen.
- «Ho colto la palla al balzo.»
- overgankelijk benutten, aangrijpen
- «Dovresti cogliere il tempo per studiare un po'.»
- Je zou de tijd moeten benutten om wat te studeren.
- «Se il professore è contento, devi cogliere l'occasione per chiedergli un favore.»
- Als de leraar tevreden is, moet je de gelegenheid aangrijpen om hem een gunst te vragen.
- «Dovresti cogliere il tempo per studiare un po'.»
- overgankelijk treffen, raken
- «Hai colto il bersaglio giusto nel centro.»
- Je hebt het doelwit precies in het midden geraakt.
- «Hai colto il bersaglio giusto nel centro.»
- overgankelijk begrijpen
- «Cogli il senso di questa allusione?»
- Begrijp je de betekenis van deze toespeling?
- «Cogli il senso di questa allusione?»
- [1] prendere, spiccare, staccare
- [2] sorprendere
- [3] approfittare
- [4] colpire, azzeccare
- [5] afferrare, capire, comprendere
- [2] cogliere (qualcuno) sul fatto
- (iemand) op heterdaad betrappen
- [4] cogliere nel segno
- in de roos schieten
- [5] cogliere (qualcosa) al volo
- (iets) onmiddellijk begrijpen