coïtus interruptus

  • co·itus in·ter·rup·tus
enkelvoud meervoud
naamwoord coïtus interruptus -
verkleinwoord - -

de coïtus interruptusm

  1. (seksualiteit) geslachtsgemeenschap waarbij de zaadlozing bewust buiten de vagina plaatsvindt om zwangerschap te voorkomen
     Bij sterilisatie maken vrouwen zich het minste zorgen over een ongewenste zwangerschap. Bij coïtus interruptus en de pil is dat aantal aanzienlijk hoger.[1]
  1.   Weblink bron “Veel vrouwen ontevreden over pil” (26 mei 2008) op nu.nl