christusvissen
- (IPA in voorbereiding)
- chris·tus·vis·sen
- christusvis zn met de uitgang -en
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | christusvissen | |
verkleinwoord |
de christusvissen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord christusvis
- meervoudsvorm als officiële benaming (straalvinnigen) familie's Ariidae en Anchariidae van straalvinnige vissen uit de orde van meervalachtigen (Siluriformes )
- [2] meervalachtigen, meervallen en karperachtigen, beenvissen, straalvinnigen, beenvisachtigen, gewervelden, chordadieren, dieren
- Het woord 'christusvissen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.