meervalachtigen
- (IPA in voorbereiding)
- meer·val·ach·ti·gen
- meervalachtig bn met de uitgang -en
- meervalachtige zn met de uitgang -n
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meervalachtigen | |
verkleinwoord |
de meervalachtigen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord meervalachtige
- meervoudsvorm als officiële benaming (straalvinnigen) een orde Siluriformes van vissen. Bekende families zijn de echte meervallen, pantsermeervallen, katvissen, en de christusvissen of zeemeervallen. Sommige soorten, vooral meervallen, kunnen honderden kilo's zwaar worden en meters lang, maar de meeste soorten blijven aanzienlijk kleiner. Sommige soorten kunnen elektrische schokken toedienen of hebben giftige stekels
- [2] baardmeervallen, doornmeervallen, echte meervallen, harnasmeervallen, kieuwzakmeervallen, koraalmeervallen, Noord-Amerikaanse katvissen, pantsermeervallen, reuzenmeervallen
- [2] bergmeervallen, braadpan- of banjomeervallen, christusvis, dwergmeervallen, geelbagger, glasmeervallen, grootkopmeervallen, houtmeervallen, klimmeervallen, koperzuiger, kuilwangmeervallen, kwasimama, oermeervallen, parasitaire meervallen, roodstaartmeerval, rotsmeervallen, siddermeervallen, slanke meervallen, tijgermeerval, walvismeervallen, zakkieuwigen, zeekatvis
- Het woord 'meervalachtigen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.