automaat waar men een chipknip kon opladen
  • chip·knip
  • In de betekenis van ‘oplaadbare chipkaart van de banken’ voor het eerst aangetroffen in 1995 [1]
  • samenstelling van  chip  en  knip  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord chipknip chipknippen
chipknips
verkleinwoord - -

de chipknipv / m

  1. (financieel) (informatica) chipkaart waarop men een bepaald bedrag kan plaatsen en waarmee betaald kan worden
    • De chipknip is financieel niet langer aantrekkelijk.[3] 
99 % van de Nederlanders;
46 % van de Vlamingen.[4]