cheeseburger
- cheese·bur·ger
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘hamburger met een plak kaas’ voor het eerst aangetroffen in 1968 [1]
- samenstelling van cheese en burger [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cheeseburger | cheeseburgers |
verkleinwoord | cheeseburgertje | cheeseburgertjes |
de cheeseburger m
- Het woord cheeseburger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cheeseburger" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "cheeseburger" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ cheeseburger op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be