Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cha·meets
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het chameetso

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) (voeding) gegist deeg van een van de vijf graansoorten van het oude Israël, genoemd in de halacha (tarwe, emerkoren, spelt, gerst en tweerijige gerst)
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) (voeding) voedsel dat gegist deeg bevat (niet-geoorloofd op Pesach)
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen