• chal·ce·don
  • In de betekenis van ‘melksteen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1782 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord chalcedon chalcedonen
verkleinwoord - -

de chalcedonm

  1. (mineraal) een halfedelsteen en een variëteit van kwarts met kleur bijna wit tot lichtblauw of duifblauw, vaak met strepen. De steen wordt ook gevonden in de kleuren appelgroen (chrysopraas genoemd), roze, rood (variëteit carneool), bruin (sarder genoemd) en koperkleur
22 % van de Nederlanders;
20 % van de Vlamingen.[2]