cerrar
- IPA: /θe.ˈraɾ/
- ce·rrar
cerrar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
cerrar |
cerraba |
cerrado |
volledig |
- onovergankelijk sluiten, dichtgaan
- overgankelijk sluiten, afsluiten
- dichtdoen, dichtmaken, dichtdraaien, dichtslaan, dichtvouwen
- dichten
- afsluiten, beëindigen
- omdraaien (van schakelaar), uitdoen