Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Centaur


 
mythisch wezen dat half mens en half paard is
 
sterrenbeeld centaur: boogschutter
  • cen·taur
enkelvoud meervoud
naamwoord centaur centauren
verkleinwoord

de centaurm

  1. (mythologie) wezen waarvan het bovenlijf een man is en de rest een paard
    • Verhalen evolueren, net als de soorten. In de strijd om het bestaan zijn sterke verhalen in het voordeel ten opzichte van de slappe. Sterke verhalen laten zich gretiger doorvertellen; ze vinden makkelijker een gewillig oor. Doorvertellen in de cultuur staat gelijk aan voortplanten in de natuur. Daarbij treden mutaties op. Aangejaagd door het vliegwiel dat internet heet, groeit de evolutie van verhalen ons boven het hoofd. Ingewikkelde verhalen leggen het af tegen simplistische, genuanceerde tegen ongenuanceerde, saaie tegen sensationele. Fabuleren loont. Alles lijkt geoorloofd, met als gevolg: de fabeldieren die we in het leven roepen zijn monsters geworden. En dat is waarom ik geen fictie schrijf. Ik zou eraan willen bijdragen de hedendaagse cyclopen en centaurs in toom te houden, ze te kooien in een traliewerk van feiten. Ik denk dat dit beter gaat met feitenliteratuur, dan met nog meer fictie.[4] 
    • Zijn wolvenboek is biologische studie en cultuurhistorische verhandeling ineen; het biedt antropologische perspectieven als het gaat om de moeizame verhouding tussen mens en wild dier door de eeuwen heen. Bovendien is het een persoonlijke zoektocht naar de wolf. Bij wijze van proloog beschrijft Van der Meulen dat hij als kind naar Peter en de wolf luisterde, het beroemde muzieksprookje van Sergej Prokofjev. Drie donker gestemde hoorns verbeelden het huilen van de wolf. Het dier is zozeer uit onze contreien verdwenen, betoogt Van der Meulen, dat hij een soort fabel is geworden, zoals de vuurvogel, draak en centaur. Maar in evolutionair opzicht is de wolf ook de voorvader van de hond: wereldwijd lopen er „een paar honderd miljoen gedomesticeerde wolven rond”, aldus Van der Meulen. En met lichte ironie voegt hij eraan toe: „Maar wie denkt bij pekinezen, middenslagschnauzers of poedels nog aan hun voorhistorische stamouders?”[5]  
73 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[6]