busken
- bus·ken
- ww: [1] van Frans busqer ww "sprokkelen" dat cognaat is met bos
- ww: [2] afgeleid met het achtervoegsel -en van "buske", een verkleinwoord gevormd met -ke uit "bus" als streektaalvariant van bos [1]
- zn: afgeleid van bus zn met het achtervoegsel -ken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
busken |
bukste |
gebukst |
zwak -t | volledig |
busken
- inergatief geld verdienen als straatmuzikant
- ▸ Op het podium zijn Black Pumas een uit de kluiten gewassen septet, maar de twee heren die écht de lakens uitdelen zijn zanger-gitarist Eric Burton, die het métier leerde door te busken op de straathoeken van zijn thuisstad Austin, en gitarist-producer Adrian Quesada, die ooit toerde in de band van Prince en zijn unieke stempel drukt op de sound van de Pumas.[2]
- ▸ Zo sta je als dakloze te busken in de Parijse metrogangen, zo sta je naast acts als Arctic Monkeys en Paul McCartney in „Later... With Jools”.[3]
- (landbouw) met een zeis bosjes gras afmaaien
- [1] straatmuzikant
- [2] zeis
het busken o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bus (verouderd) voor busje; ook voor bosje (uitspraakvariant))
- Het woord busken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ busken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Dirk Steenhaut“Black Pumas zien u graag (en u laat zich ook niet onbetuigd)” (30 juni 2022) op knack.be
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Soul & Jazz op Lowlands 2015 : Benjamin Clementine” (19 augustus 2015) op nporadio2.nl