• bus·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
busken
bukste
gebukst
zwak -t volledig

busken

  1. inergatief geld verdienen als straatmuzikant
     Op het podium zijn Black Pumas een uit de kluiten gewassen septet, maar de twee heren die écht de lakens uitdelen zijn zanger-gitarist Eric Burton, die het métier leerde door te busken op de straathoeken van zijn thuisstad Austin, en gitarist-producer Adrian Quesada, die ooit toerde in de band van Prince en zijn unieke stempel drukt op de sound van de Pumas.[2]
     Zo sta je als dakloze te busken in de Parijse metrogangen, zo sta je naast acts als Arctic Monkeys en Paul McCartney in „Later... With Jools”.[3]
  2. (landbouw) met een zeis bosjes gras afmaaien

het buskeno

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bus (verouderd) voor busje; ook voor bosje (uitspraakvariant))
  1. busken op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Dirk Steenhaut
    “Black Pumas zien u graag (en u laat zich ook niet onbetuigd)” (30 juni 2022) op knack.be
  3.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Soul & Jazz op Lowlands 2015 : Benjamin Clementine” (19 augustus 2015) op nporadio2.nl