sprokkelen
- Geluid: sprokkelen (hulp, bestand)
- sprok·ke·len
- In de betekenis van ‘takken bijeenzamelen’ voor het eerst aangetroffen in 1357 [1]
- Afgeleid van sprokkel met het achtervoegsel -en of een frequentatieve vorm van het verouderde sprocken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sprokkelen |
sprokkelde |
gesprokkeld |
zwak -d | volledig |
sprokkelen [2]
- overgankelijk losliggend hout zoeken voor een vuur
- Er waren vrij veel stronken en takken gesprokkeld en het vuur brandde de hele nacht en hield de kampeerders warm.
- overgankelijk kleine beetjes of waren vergaren bij anderen zonder tegenprestatie of betaling
- ▸ Met deze analyses in de vorm van een nieuwsbrief probeert hij speels en uitdagend verbanden in kaart te brengen tussen arbeid, migratie en andere statistische parameters van de Vlaamse en Belgische bevolking. ‘Het probleem in Vlaanderen is dat niemand anders daar mee bezig is, terwijl er bij de administraties zoveel interessante gegevens te sprokkelen zijn.’[3]
- inergatief valsspelen
- Het bleef zijn medeleerlingen onopgemerkt dat hij tijdens de hardloopwedstrijd in de laatste meters gesprokkeld heeft door de bocht af te snijden.
- Het woord sprokkelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sprokkelen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "sprokkelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Jan Hertogen: ‘Het kiespubliek van N-VA en Vlaams Belang droogt op’ (21/01/2022) in: Doorbraak
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be