Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·een·sprok·ke·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

bijeensprokkelen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bijeensprokkelen
sprokkelde bijeen
bijeengesprokkeld
zwak -d volledig
  1. verzamelen van takken en ander hout om een vuur te maken
  2. (figuurlijk) in kleine hoeveelheden iets groters verzamelen
     Bij museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam, waar ze nu de grootste collectie van werken van Rubens in Nederland hebben, overwegen ze dat vooralsnog niet. Directeur Sjarel Ex: "We hadden het zeker geambieerd, maar geld bijeensprokkelen kost tijd. Een veiling staat onder tijdsdruk en de concurrentie is groot". Bij het Rijksmuseum was niemand beschikbaar om de vraag of er interesse is te beantwoorden.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Zorgen over verkoop Rubens door koninklijke familie” (Vrijdag 4 januari 2019, 18:18), NOS