bureel
- bu·reel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bureel | burelen |
verkleinwoord | bureeltje | bureeltjes |
het bureel o
- (Belgisch) een kantoor, de ruimte waarin een bureau staat
- Met ‘eindelijk’ doelt Jansma op hét gespreksonderwerp in zijn talkshow: Ajax-Feyenoord. De naderende hoogmis van een zondagmiddag die hier, op de burelen van Fox Sports, in een modern kantoorkolos naast de Arena, van nog meer cachet wordt voorzien dan de wedstrijd van oudsher al heeft. Elke bespiegeling is relevant, elk detail wordt besproken. Een kijkcijferrecord lonkt.[3]
- Fluwelen handschoenen liggen niet op de burelen van justitie in München. Op de ochtend dat Audi zijn jaarcijfers presenteerde, had op initiatief van de officier van justitie een massale inval plaats bij het autoconcern. Ruim honderd opsporingsambtenaren vielen binnen bij de twee grootste fabrieken en bij zeven andere locaties van Audi.[4]
- ▸ De burelen van de rest van haar collega's bevonden zich aan de achterzijde van het pand.[5]
- Het woord bureel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bureel" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ bureel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Fabian van der Poll 3 april 2017
- ↑ NRC 16 maart 2017
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be