bull

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  bull    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• bull

Woordherkomst en -opbouw

• van het Engelse 'stier'

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	bull	bulls
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de bull m

1. stier
2. onzin

Hyponiemen

• pitbull

Afgeleide begrippen

• bull's eye, bullbar, bulldog, bulldozer, bullmarkt, bullmastiff, bullshit

Gangbaarheid

• Het woord bull staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Engels

Uitspraak

• Geluid:  bull (VS)    (hulp, bestand)
• IPA: /bʊl/

enkelvoud	meervoud
bull	bulls

Zelfstandig naamwoord

bull

1. stier