budo
- bu·do
- Leenwoord uit het Japans, in de betekenis van ‘het geheel van Japanse vechtsporten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1959 [1]
- van Japans 武道 [budō], letterlijk "strijdwijze" [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | budo | - |
verkleinwoord | - | - |
het budo o
- (sport) verzamelterm voor Japanse vechtsporten als judo en karate
- Ik heb hier vijftigers in het instituut die budo of taichi beoefenen, en sommigen weten nog in detail wat er in 1957 gebeurde. [3]
- Het woord budo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "budo" herkend door:
26 % | van de Nederlanders; |
24 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "budo" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ budo op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Korte, C. degeciteerd inWissen, H. van"Een cultuur van schamperen en schimpen" in: De Volkskrant jrg. 74 nr. 21534 (13 mei 1995); p. 31 kol. 8; geraadpleegd 2018-06-23
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be