Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brok·ken·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brokkenmaker brokkenmakers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

brokkenmaker m [2]

  1. een onhandig persoon die veel dingen kapot maakt en veel ongelukken veroorzaakt
    • Margry vindt het wél terecht dat de Vereniging tegen de Kwakzalverij bezwaar maakt tegen de gevaarlijke ‘Klaus Rossen’. Hij vergeet dat de Vereniging tegen de Kwakzalverij in haar stroom van publicaties juist consequent laat zien dat de ‘Klaus Rossen’ geen geïsoleerde brokkenmakers zijn, maar onvermijdelijke uitwassen van een troebel, slecht gecontroleerd pseudomedisch circuit.[3] 
    • Een zucht van verbaasde afschuw was bijna hoorbaar uit het statige ministerie van Buitenlandse Zaken toen het Lagerhuislid Boris Johnson werd benoemd tot de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken. Hij heeft geen ervaring als minister, een zwak voor beledigingen van wereldleiders en een reputatie als brokkenmaker. Zelfs medestanders uit de Brexit-campagne twijfelen aan zijn geschiktheid.[4]  
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. brokkenmaker op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. NRC Frits Abrahams 25 september 2016
  4. NRC Sonia Purnell 17 juli 2016