• brok·ken·pi·loot
enkelvoud meervoud
naamwoord brokkenpiloot brokkenpiloten
verkleinwoord brokkenpilootje brokkenpilootjes

de brokkenpilootm

  1. (verkeer) bestuurder van een voertuig die onevenredig veel bij verkeersongelukken betrokken is
100 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[2]