Nederlands

0:30 broekpak
 
vrouw met broekpak
Uitspraak
Woordafbreking
  • broek·pak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord broekpak broekpakken
verkleinwoord broekpakje broekpakjes

Zelfstandig naamwoord

het broekpako

  1. (kleding) dameskostuum met een broek met brede pijpen
    • Ook bij Lanvin was de tweede collectie van de nieuwe hoofdontwerper te zien. De sprankelende jurken van Alber Elbaz, die het huis moest verlaten na een conflict met de eigenaar, zijn moeilijk te evenaren, en het is te prijzen dat Bouchra Jarrar, die voorheen haar eigen couturehuis had, haar eigen stijl trouw blijft. Maar haar zachtroze ballerinajurken en transparante bloes met ruches deden wel erg frêle aan voor deze tijden, ook al werden ze gedragen met stevige, platte schoenen, haar broekpakken weer vrij ingetogen in een seizoen van grote vormen.[1] 
     Chantal droeg een beige broekpak dat nogal vreemdsoortig op hem overkwam.[2]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen