Nederlands

 
broedkleed
Uitspraak
Woordafbreking
  • broed·kleed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord broedkleed broedkleden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het broedkleedo

  1. (dierkunde) het vaak opvallende verenkleed bij (mannetjes) vogels dat gedurende de voortplantingsperiode wordt gedragen
     De tapuit is een opvallende, middelgrote zangvogel die ooit overal in stuifzandgebieden en aan de kust te vinden was. De mannetjes in broedkleed zijn goed herkenbaar door het zwarte masker op hun kop. Maar het opvallendste aan tapuiten is dat ze allemaal in Afrika overwinteren, ongeacht waar ze broeden. Vanuit Drenthe praat je over een afstand van een paar duizend kilometer, maar vanuit Alaska is dat een tocht van 15.000 kilometer, enkele reis. Vogelbescherming spreekt over "een fenomenale trekvogel".[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Goed nieuws voor de bijna verdwenen tapuit in Drenthe” (7 mei 2022, 16:02), NOS