broederlijk
- Geluid: broederlijk (hulp, bestand)
- broe·der·lijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | broederlijk | broederlijker | broederlijkst |
verbogen | broederlijke | broederlijkere | broederlijkste |
partitief | broederlijks | broederlijkers | - |
broederlijk [1]
- (figuurlijk) van zaken die zich tot elkaar verhouden zoals het tussen broers zou moeten zijn
- De twee trams stonden broederlijk naast elkaar.
- zoals het tussen broers hoort te zijn, zonder rivaliteit
- Broederlijk gingen zij samen aan de slag om het pad schoon te vegen.
- Het woord broederlijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "broederlijk" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be