• brei·del·loos
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen breidelloos breidellozer breidelloost
verbogen breidelloze breidellozere breidellooste
partitief breidelloos breidellozers -

breidelloos

  1. zonder toom, zonder leiding
    • Het breidelloze paard was moeilijk in toom te houden. 
42 % van de Nederlanders;
39 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be