het brabbelen van een 5 maanden oude baby
  • brab·be·len
  • In de betekenis van ‘krom spreken’ voor het eerst aangetroffen in 1613 [1]
  • [2]

brabbelen [3]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
brabbelen
brabbelde
gebrabbeld
zwak -d volledig
  1. slecht en onduidelijk praten met name van baby's
    • Babette heeft het Rett syndroom, dat is een neurologische aandoening. Babette leek een normale baby, die ging kruipen, brabbelen en later begon te lopen en te praten. Maar toen ze twee jaar oud was, veranderde alles. Opeens stopte haar ontwikkeling. Sterker nog: ze ging achteruit in haar ontwikkeling. [4] 
     'Lang leve all-inclusive,' brabbelde hij tegen niemand in het bijzonder.[5]
     Door de open raampjes klonk het geknetter van de radio, afgewisseld door plotselinge, gebrabbelde mededelingen.[6]
98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[7]