brabbelen
- brab·be·len
brabbelen [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
brabbelen |
brabbelde |
gebrabbeld |
zwak -d | volledig |
- slecht en onduidelijk praten met name van baby's
- Babette heeft het Rett syndroom, dat is een neurologische aandoening. Babette leek een normale baby, die ging kruipen, brabbelen en later begon te lopen en te praten. Maar toen ze twee jaar oud was, veranderde alles. Opeens stopte haar ontwikkeling. Sterker nog: ze ging achteruit in haar ontwikkeling. [4]
- ▸ 'Lang leve all-inclusive,' brabbelde hij tegen niemand in het bijzonder.[5]
- ▸ Door de open raampjes klonk het geknetter van de radio, afgewisseld door plotselinge, gebrabbelde mededelingen.[6]
1. slecht en onduidelijk praten met name van baby's
- Het woord brabbelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "brabbelen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[7] |
- ↑ "brabbelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ brabbelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Juliette Vasterman 21 april 2017
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ “Vaderland” (2012), Cargo, ISBN 9789023472483
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be