Nederlands

 
bouwtekening
Uitspraak
Woordafbreking
  • bouw·te·ke·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwtekening bouwtekeningen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bouwtekeningv

  1. een technische tekening van een bouwwerk of gebouw
    • De huidige eigenaar, Marc Brouwers (53), heeft De Wielewaal na de dood van Frits Philips onderhands gekocht en het landhuis in 2007 bijna volledig laten slopen. Met behulp van de oorspronkelijke bouwtekeningen is de villa in achttien maanden tijd in dezelfde stijl weer opgebouwd, en nog een stukje groter gemaakt. [1] 
     Wanneer hij in zijn zolderkamer zat om de bouwtekeningen opnieuw door te nemen of wanneer een paal schuin was komen te zitten en moest worden aangepast, kon hij af en toe een pauze nemen, boven op het opgemaakte bed liggen en luisteren alsof het muziek van Beethoven of Brahms was.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Barbara Rijlaarsdam 13 september 2016
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be