Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bouw·klaar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bouwklaar bouwklaarder bouwklaarst
verbogen bouwklare bouwklaardere bouwklaarste
partitief bouwklaars bouwklaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

bouwklaar

  1. (bouwkunde) geschikt om met de bouw van een bouwwerk te kunnen beginnen
     Milieubeschermers zijn tegen de bouw en stapten naar de rechter. Het verdwijnen van al die bomen is volgens hen schadelijk voor de flora en fauna en de watervoorraad in het gebied. Bovendien heeft Tesla-baas Elon Musk nog geen bouwvergunning voor de mega-fabriek. Daarom is het voorbarig dat hij nu al begint met het bouwklaar maken van het terrein, aldus milieu-organisaties. De rechter geeft ze daarin gelijk.[1]
     Eerder dit jaar moest Visser al uitleggen dat ze de Kamer en Zeeuwse bestuurders lang in het ongewisse liet over haar twijfels over de verhuizing van de kazerne naar Vlissingen. Intussen investeerde Zeeland miljoenen in het bouwklaar maken van de locatie in Vlissingen. Ternauwernood overleefde de staatssecretaris een motie van wantrouwen naar aanleiding daarvan.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Bomenkap voor Tesla-fabriek stilgelegd, waarschuwing voor 'catastrofale' gevolgen” (Dinsdag 18 februari 2020, 12:06), NOS
  2.   Weblink bron “'Visser zette Kamer op verkeerde been over marinierskazerne', Defensie ontkent” (Zaterdag 6 juni 2020, 09:20), NOS