• (IPA in voorbereiding)
  • bos·kas·joe
enkelvoud meervoud
naamwoord boskasjoe
verkleinwoord

boskasjoe

  1. (bloemplanten) Anacardium giganteum   een grote altijdgroene boomsoort. De boom kan 20-40 meter hoog worden met een rechte stam van 50–90 cm in doorsnede. Het is een boom van de kroon van het regenwoud en groeit zowel op overstromende plekken als in drooglandbos