Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • bos·bij·vlieg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bosbijvlieg bosbijvliegen
verkleinwoord bosbijvliegje bosbijvliegjes

Zelfstandig naamwoord

de bosbijvliegv / m

  1. (tweevleugeligen) Eristalis horticola   een vliegensoort uit de familie van de zweefvliegen (Syrphidae). De bosbijvlieg komt algemeen voor in heel Nederland en België en is vooral veel aanwezig aan de randen van bosgebieden en ruderale terreinen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie