• bood·schap·pen·tas
enkelvoud meervoud
naamwoord boodschappentas boodschappentassen
verkleinwoord boodschappentasje boodschappentasjes

de boodschappentasv / m

  1. een tas waarin men de boodschappen kan doen bij het winkelen
    • In de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw was het in Nederland nog gewoonte een eigen tas mee te nemen naar een winkel om daarin de boodschappen mee naar huis te nemen, de boodschappentas. 
    • ... een publiek dat geen idee heeft wat het in de pauze moet doen en dat zich afvraagt wat die bel betekent die ineens klinkt; mensen die op de verkeerde momenten klappen en die misschien wel gaan protesteren, mensen die slecht gekleed zijn en die hun boodschappentassen onder hun stoel zetten, mensen die niet alleen maar naar de voorstelling komen zodat ze anderen kunnen vertellen dat ze in het theater zijn geweest. [1] 
  1. Harstad, Johan
    Max, Mischa & Het Tet-offensief 2017 ISBN 9789057598494 pagina 16