bonuszoon
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bo·nus·zoon
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bonus zn "extra beloning" en zoon zn "mannelijk kind"
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bonuszoon | bonuszoons bonuszonen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de bonuszoon m
- (familie) mannelijk kind van een partner uit een eerdere relatie
- ▸ Ik vind het heerlijk. Echt waar. Zelfs het opjagen van bonuszoon en de oeverloze discussies met dochterlief over wat ze vandaag aan gaat doen.[1]
Synoniemen
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van bonusdochter
Gangbaarheid
- Het woord 'bonuszoon' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Maarten“Eervolle titel” (18 september 2019)