Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·nus·zoon
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bonuszoon bonuszoons
bonuszonen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de bonuszoonm

  1. (familie) mannelijk kind van een partner uit een eerdere relatie
     Ik vind het heerlijk. Echt waar. Zelfs het opjagen van bonuszoon en de oeverloze discussies met dochterlief over wat ze vandaag aan gaat doen.[1]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Maarten
    “Eervolle titel” (18 september 2019)