bokking
- bok·king
- In de betekenis van ‘gerookte haring’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
- Afgeleid van bok met het achtervoegsel -ling: bokk(el)ing. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bokking | bokkingen |
verkleinwoord | bokkinkje | bokkinkjes |
de bokking m
1. gerookte en gezouten haring
- Het woord bokking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bokking" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
40 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bokking" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bokking op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be