boelhuis
- boel·huis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boelhuis | boelhuizen |
verkleinwoord |
het boelhuis o
- huis waarvan men de inrichting op een veiling verkoopt
- veiling van een inboedel
- veilinggebouw, venduhuis
- [1] erfhuis
- Het woord boelhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boelhuis" herkend door:
43 % | van de Nederlanders; |
29 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be