1. Een bekend venduhuis   in Den Haag.
  • ven·du·huis
enkelvoud meervoud
naamwoord venduhuis venduhuizen
verkleinwoord - -

het venduhuiso

  1. (bedrijf) onderneming waar je eigendommen openbaar tegen opbod kan laten verkopen
     Het venduhuis krijgt een commissie van ongeveer 18 procent, inclusief btw, maar het is geen business om rijk van te worden, daarvoor liggen de prijzen te laag. Trommelen ziet de gevonden voorwerpen als een aardige bijzaak, naast de kunst- en antiekveiling in het hoofdkantoor aan de Elandsgracht. „Wij zijn groot geworden in het afhandelen van totale inboedels en nalatenschappen. Mijn voorliefde ligt bij kunst en antiek. Als onderdeel vind ik dit prima, maar als ik dit alleen zou moeten doen, zou ik onmiddellijk stoppen.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Gerda Telgenhof
    “Samsonites vol Nikes en naaldhakken” (24 december 1997) op nrc.nl