• boe·del·ver·de·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord boedelverdeling boedelverdelingen
verkleinwoord

de boedelverdelingv

  1. het verdelen van alle bezittingen en schulden die tot een gemeenschap van goederen horen onder de daartoe gerechtigde (rechts)personen, bijvoorbeeld bij een echtscheiding of na overlijden, een nalatenschap met meerdere erfgenamen.
     Bij mijn volle verstand verklaar ik dat het volgende mijn laatste wil is ... dat al mijn aandelen en andere waardepapieren, net als onderscheidingen, sieraden en dergelijke waardepapieren te gelde zullen worden gemaakt voor de boedelverdeling.[2][3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044640496
  3. Deze uiterste wil heeft in Nederland overigens geen erfrechtelijke werking, want de wens valt niet onder een uiterste wilsbeschikking die in een wet is genoemd. Kan wel vrijwillig door de erfgenamen worden gevolgd.