boedelredder
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- boe·del·red·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boedelredder | boedelredders |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de boedelredder m
- (juridisch) uitvoerder van een testament
- (juridisch) uitvoerder van een faillissement
- ▸ Striptekenaars zijn boos op de curator van het failliete stripmuseum Strips! in Rotterdam. De boedelredder zou 75 euro vragen aan striptekenaars die hun uitgeleende werken terug willen halen.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'boedelredder' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Striptekenaars boos op curator Rotterdams stripmuseum” (Zaterdag 19 augustus 2017, 18:28), NOS